Schaam je je niet dat je in de psychiatrie werkt?
Nou, die zag ik de eerste keer niet aankomen. Het was een oprechte vraag maar duidelijk vanuit frustratie gesteld. Waarom zou ik me schamen, was mijn wedervraag dus. Nou, de psychiatrie heeft heel wat mensen kapot gemaakt, was het simpele antwoord. Het werd een onderzoekend gesprek over mijn werk in de psychiatrie, over vooroordelen en een geschiedenis waar we het mee te doen hebben.
De dolhuizen of gekkenhuizen, waar de ‘onaangepasten’ wat zoveel was als de arme patiënten zonder thuis, mensen met besmettelijke ziektes, zwakzinnigen en psychiatrische zieken verbleven. De behandelingen waren vaak hardhandig en stamden uit straf- en martelpraktijken. Deze plekken waren er vooral om de maatschappij te beschermen tegen deze 'onaangepasten'. Er werden dingen geprobeerd die de term behandelen zeker niet kunnen dragen, er werd geprobeerd, dingen als lobotomie, schedelboringen, warmte en koude baden (bloedheet en ijskoud), elektroshocktherapie en andere nare praktijken.
Pas in 1841 werd de eerste krankzinnigenwet opgesteld. Daarmee werd de basis gelegd voor de psychiatrie. De focus kwam nu op genezing te liggen in plaats van het eerdere idee dat de maatschappij beschermd moest worden tegen de 'onaangepasten'. Daarnaast moesten de instellingen aan voorwaarden voldoen die erop gericht waren de zorg voor deze mensen meer humaan te maken.
Ergens vertellen we elkaar dat we al een heel eind zijn gekomen sinds die tijd. We hebben betere medicatie, er is een diagnostisch systeem zodat we weten wat er met iemand aan de hand is en welke behandeling succesvol kan zijn, medicatie en/of therapie.
En als ik met cliënten over het terrein wandel, gebeurt het nog geregeld dat we langs het bord wandelen waar de geschiedenis van het terrein beknopt beschreven is. Hoe het terrein ooit gesticht werd door de Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland. 'Vind jij me krankzinnig?' was al vaker de vraag.
Het zijn bijzonder precaire gesprekken over gek zijn, als gek gezien worden en je gek voelen. Over taboe, over uitsluiting, over onmacht en verdriet. Over verloren hoop op een 'normaal' leven en rouw van het verlies daarvan. Sommige mensen verblijven al zo lang op dit terrein of op verschillende terreinen, hebben zoveel instellingen gezien waar steeds maar weer diagnoses gesteld worden en doelen bedacht worden om te genezen. En na een heel traject krijg je het stempel EPA, ernstige psychiatrische aandoening. Dan verschuift de toon van genezen naar herstel en zoekt men naar een manier om het leven kwalitatief zo goed mogelijk te kunnen maken.
En wat is dat dan? Voor sommige cliënten is dit een blijvend gevecht. Hoop op een leven als ieder anders en de eindeloze tegenwerking die ze ervaren van de maatschappij en ons als zorgverleners. Het onbegrip dat ze ontmoeten in de 'gewone wereld' over hoe ze zich gedragen of wat ze te vertellen hebben. Het levert hele verdrietige verhalen op. Toch is er ook een mooie kant. Er zijn ook mensen die zich wel neerleggen bij wat het nu is.
De paradijsvogels worden ze wel genoemd. Dit zijn de wonderschone verhalen over hoop, over creativiteit, over je gelukkig voelen met alles wat er is. Het zijn mensen die mij inspireren en waar ik me graag tussen bevindt. Ze nodigen me uit mijn comfortzone te verlaten, ze laten mij zien waar mijn eigen beperkende blik nog zit en ik toch weer in oordelen en meningen vervallen ben die niet helpend zijn.
Ik schaam mij zeker niet dat ik in de psychiatrie werk. Ik voel me er weleens ongemakkelijk bij als ik zie hoeveel medicatie ik sommige mensen moet geven en ik als ik dan zie dat zij er niet beter van lijken te worden. Het ongemak dat we door de weinige financiële middelen hun leven soms niet echt aangenamer kunnen maken en er een verschraling ontstaat. Het ongemak van het taboe op deze problematiek. De blikken als ik met iemand door het dorp wandel, zie ze, en voel ze. Vind je het niet vervelend die blikken, vroeg een cliënt mij een tijdje terug? Straks denken ze dat je mijn vrouw bent ofzo. Ik moest lachen en pakte hem bij zijn arm, laat ze maar denken, grinnikte ik. En hij speelde mee, en riep wat harder, nou schat zullen we zo maar naar huis?
Nee, ik schaam me zeker niet, ik zou vaak wel zoveel meer willen doen voor deze mensen. Maar weet ook niet goed wat, en dus ben ik er voor ze, met humor en liefde. Of zijn zij er voor mij?
~Marieke