Wanneer ik je tegen kom zit je schreeuwend op een bankje. Ik ben eigenlijk onderweg naar huis, het was een lange dag maar je hebt mij ook gezien en je herkent mij. Waarom doen die mensen zo rot schreeuw je naar me en ik zie je wanhoop.
Nou, goed dan, ik zal even bij je gaan zitten. Heb je een vervelende ervaring gehad vandaag? Vraag ik je en je begint te vertellen. Over een afdeling waar je opgesloten zit. Waar ze gif in je eten doen, waar de mensen raar doen. Waar je niet weg mag, en je kunt niet naar huis, daar is teveel verleidingen van dingen die zo slecht voor je zijn. De tv is ook gif, vertel je me, al die negative nieuwsberichten, daar wordt je toch depressief van. En ik beaam dit, ik heb ook geen tv meer om die reden vertel ik hem. En op de afdeling staat dat ding de hele dag aan, al die berichten, dat is toch ook om gek van te worden, laat je me weten.
Ik snap je, en ik besef me nu ik door jou ogen mag kijken hoe normaal we ook het ongewone gaan vinden. Hoe we allemaal een manier proberen te vinden om te dealen met de dagelijkse realiteit op een afdeling waar zoveel realiteiten door elkaar lopen en nergens zo uiteen lopen als hier. Als ik 3 dagen gewerkt heb, ben ik kapot. Jullie moeten blijven, dag in dag uit.... pffff
Ik wil eigenlijk wel naar huis, maar dan ineens zeg je, als je me nog een biertje laat drinken loop ik wel met je mee terug. Loop je ook alleen terug vraag ik voor de zekerheid maar ik zie een lichte paniek door je ogen schieten en stel je gerust dat ik met je mee zal lopen.
Je hebt door dat jou en mijn realiteit niet altijd overeen komen, als ik voorzichtig probeer af te checken wordt je boos, twijfel je aan mijn kunnen ofzo, schreeuw je dan?
Nou, ik twijfel meer of ík jou wel zo goed begrijp, laat ik weten, ik ben ook maar mens. Nu moet je lachen, ja elkaar begrijpen is niet zo gemakkelijk soms hé.
De rust lijkt gekeerd, je overgave aan die verschrikkelijke afdeling is voelbaar, want je weet ook wel dat het alternatief nog veel erger uit zal pakken. Wat een eenzaamheid, en wat een chaos, ik zie je ogen steeds wild heen en weer schieten, ze klampen me bijna hopeloos aan. Ik zie je onvermogen te snappen wat er gebeurt, bij die dingen die voor mij zo normaal zijn geworden.
Onderweg terug vraag je ineens, waarom maak je zombies van ons? Doe ik dat? vraag ik verschrikt? Ja, je geeft ons pillen en daar worden we zombies van. Mn maag krimpt ineen. Ik vertel je een verhaal van een man, die zonder pillen door het gebouw rent en van het balkon springt, of in het water springt en dan bijna verdrinkt....
Jeetje, zeg je verschrikt. Ik weet ook eigenlijk niets van die mensen of wel? Ik heb helemaal geen context.
Nee, dat klopt, laat ik hem weten. Ons als zorgverleners leren vertrouwen is een hele klus. En dat beaamt hij.
Weet je wat het is met Liefde? Je kunt mij niet lief hebben, dat is nog nooit iemand gelukt. En mijn maag krimpt weer ineen. Weet je wat zelfliefde is, vraag ik hem. En even ben ik bang dat ik te ver ben gegaan. Nou, daar zeg je me wat, zegt hij dan.
Bij de deur groeten we elkaar, en laat ik hem weten dat ik hoop dat we binnenkort samen piano gaan spelen en hij lacht flauwtjes. En in mijn hart weet dat ik dat doe om hem over te halen om te blijven, en ik besef me dat de kans groot is dat hij weer zal vluchten zo gauw hij kan.
~Marieke Eebes
Reactie plaatsen
Reacties