Jan woont al 10 jaar binnen een psychiatrische instelling. Dat was nooit de bedoeling geweest, maar zo is het wel gegaan.
Toen de wereld ineens bedreigend werd, en zijn gedachten niet meer samenhangend waren, lukte het hem niet meer om voor zichzelf te zorgen.
Mensen maakten zich zorgen en kwamen kijken hoe het ging. Ze kwamen met velen en kwamen bedreigend over, hij wilde ze weg hebben kosten wat kosten en toen ze niet weg gingen...... Ze belden de politie. Hij weet niet meer wat er gebeurde, het leek een droom en een zwart gat tegelijkertijd.
En nu zijn we tien jaar later, ik leer Jan kennen als een man die zo graag de wereld weer in wil, en het lukt hem gewoon niet. De wereld is soms zo ongrijpbaar, zo beangstigend. Hij doet zijn best er wat van te maken, hij schrijft veel, en hij praat, hij verteld en verteld. En dan ziet hij de twijfel, ook bij mij. Het frustreert hem, waarom begrijpen ze me niet, zeg ik het dan niet goed?
En ik? Ik wil hem zo graag begrijpen, maar de woorden en de verhalen die hij heeft, zijn voor mij onbegrijpelijk. Ik zie de wanhopige blik in zijn ogen.
Ik leid hem af en begin over iets anders. Er ligt een kaartspel voor hem. Wat speel je vraag ik. Jan grinnikt dan, een onbegrijpelijk spel, kijk jij maar even. Het is een kroegspel vol vreemde opdrachten die in deze setting erg ongepast zijn. Ik zoek naar die ene opdracht die wel kan, en eigenlijk maakt het al niet meer uit, we praten nu gewoon over ditjes en datjes. De verwarde flarden blijven komen, en ik weet ze handig om te buigen of te negeren. Hij lacht en bedankt me voor het fijne gesprek.
Reactie plaatsen
Reacties